“Vaak krijg ik tekstberichten met boodschappen als: ‘We krijgen je wel te pakken!’” Mahad vertelt het met enige wanhoop in zijn stem. Al vele jaren zit hij ondergedoken. Gemiddeld verhuist hij één keer per maand naar een andere woning. “Het is moeilijk om je te verstoppen. Vaak weten ze je wel weer te vinden.”
Stenen gooien
Mahad Birik wordt geboren als kind van Somalische ouders in het noordoosten van Kenia. Het merendeel van de bevolking in dit gebied is moslim. Al op jonge leeftijd krijgt hij intensief koranonderwijs. De jonge Somaliër is erg leergierig. Als Mahad negen jaar is, wordt hij aangesteld als imam.
“Ik leerde makkelijk en in het gebied waar we woonden zijn veel mensen analfabeet. Doordat ik goed kon lezen en schrijven, vonden ze me erg geschikt als imam. Ik haatte christenen. In mijn preken sprak ik de wens uit dat Allah alle christenen naar de hel zou sturen. Als ik mensen op straat zag lopen van wie ik dacht dat het christenen waren, bekogelde ik ze met stenen. In die tijd organiseerden christenen regelmatig evangelisatiecampagnes. Samen met vrienden spijbelde ik van school om stenen te gooien.”
“Ik had geen respect voor hem en snauwde: ‘Jij verdoemde, vertel me eens wat je gelooft over Jezus’."
Bekering
Als Mahad tien jaar oud is, verhuist hij met zijn ouders vanuit Kenia naar de Somalische hoofdstad Mogadishu. Daar ontmoet hij in een theehuis een Amerikaanse zendeling. “Ik had geen respect voor hem en snauwde: ‘Jij verdoemde, vertel me eens wat je gelooft over Jezus’. Hij gaf me een Bijbel en daagde me uit om erin te lezen. Ik was twaalf jaar toen ik voor het eerst de Bijbel opende. Ik las de woorden van Jezus: ‘Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven.’ Dit soort uitspraken hoef je van Allah niet te verwachten. Hij staat op grote afstand van de gelovigen en is niet benaderbaar. Langzaam maar zeker kwam ik erachter dat ik verloren was en een redder nodig had. Als moslim moet je je redding verdienen door trouw vijf keer per dag te bidden en door te vasten tijdens de Ramadan. Bij Jezus is het alleen genade.”
Islamschool
Direct nadat Mahad zich heeft bekeerd tot het christendom, licht hij zijn familie in. Ze sturen hem het huis uit en verplichten hem om een islamopleiding te volgen in Saoedi-Arabië. ‘Als je terugkomt en je bent dan nog steeds christen, dan doden we je!’, krijgt Mahad te horen. “Ik werd op het vliegtuig gezet, maar ik ben meteen weer teruggevlogen naar Mogadishu. Ik wilde absoluut geen islamstudie toen, want ik was christen geworden.” Weer terug in Somalië wordt Mahad niet gedood, maar krijgt hij wel te horen dat hij het niet moet wagen om zijn gezicht ooit nog te laten zien. “Al mijn spullen werden afgepakt, tot mijn schoenen toe. Lange tijd heb ik als zwerver op straat gezworven en leefde ik van wat mensen me toeschoven. Eens per twee weken had ik een ontmoeting met de Amerikaanse zendeling die me tot Jezus had geleid. Het was zowel voor hem als voor mij te gevaarlijk om vaker af te spreken.”
Vaak vroeg ik aan mensen of ik iets mocht vertellen over wat Jezus in mijn leven had gedaan.
“Het was een zware tijd. Er zijn momenten geweest waarop ik overwoog om zelfmoord te plegen. Ik dacht: Als dit Gods plan voor mij is, ga ik liever dood. Tegelijkertijd heb ik nooit getwijfeld over mijn beslissing om christen te worden. Ik stopte mijn geloof niet onder stoelen of banken. Ik was ook niet bang om met de Bijbel onder mijn arm over de straat te lopen. Als me gevraagd werd welk boek ik bij me droeg, antwoordde ik: ‘Dit is de ware Koran.’ Vaak vroeg ik aan mensen of ik iets mocht vertellen over wat Jezus in mijn leven had gedaan. Ik kon er niet over zwijgen.”
Arrestatie
Op een zeker moment ontmoet Mahad een Somalische christen. Vanaf dat moment
heeft hij weer een bed en een fatsoenlijke maaltijd. Hij wordt in contact gebracht met de ondergrondse Somalische kerk. Mahad komt hierdoor meer in beeld bij de Somalische inlichtingendiensten. ”In een half jaar tijd werd ik zes keer opgepakt. Toen ik na de zesde keer vrij kwam, werd mij door medechristenen aangeraden om terug naar Kenia te gaan, waar ik als kind had gewoond.”
Basketbal
De jonge Mahad verhuist naar Kenia, waar hij in contact komt met zendelingen. Samen met hen start hij met zendingswerk onder Somaliërs. Dit gebeurt op een ongedwongen manier. “We speelden basketbal, maar vertelden hen ook over Jezus. Binnen een half jaar bekeerden zestien Somalische moslims zich tot het christendom.” Moslimradicalen die erg actief zijn in het noordoosten van Kenia, krijgen snel lucht van de zendingsactiviteiten van Mahad en de situatie wordt te gevaarlijk. Hij besluit naar de Keniaanse hoofdstad Nairobi te verhuizen, enkele honderden kilometers verderop.
Vervolging
In Nairobi begint Mahad opnieuw met zendingswerk onder Somaliërs. “We startten met zes mensen, maar binnen een paar jaar groeide dit uit tot een groep van zo’n honderdvijfenzeventig mensen.” Via de kerkelijke gemeente leert Mahad een Somalische vrouw kennen, met wie hij trouwt. Samen krijgen ze een dochter. Maar na drie jaar verlaat zij Mahad en besluit ze om weer moslim te worden. Na de scheiding krijgt de Somalische evangelist opnieuw met vervolging te maken. “Op een dag kwam er een groep moslims naar mijn huis, die door mijn ex-vrouw waren ingehuurd. Ze sloegen me in elkaar. Mijn handen werden gebroken. Onze dochter, die nog een baby was, werd meegenomen naar mijn ex-vrouw. De daders zijn door de politie opgepakt, maar ze stonden snel weer op straat, omdat ze zichzelf hadden vrijgekocht. Zo gaat dat in Kenia.”
“Ik werd bewusteloos geslagen en aan de kant van de weg achtergelaten."
Mahad wordt dominee en preekt in Somalische ondergrondse kerken die op verschillende plaatsen in Nairobi in kleine groepen bij elkaar komen. Ondanks de bedreigingen gaat Mahad door met evangeliseren. Als hij op een keer op straat flyers uitdeelt, wordt hij opnieuw belaagd. “Ik werd bewusteloos geslagen en aan de kant van de weg achtergelaten. Een broeder uit de kerk vond mij. Hij bracht me naar een ziekenhuis, waar ik drie weken moest blijven om te herstellen.”
Waaromvraag
Niet veel later wordt er een fatwa over Mahad uitgesproken. Degene die hem vermoordt, zal worden beloond. Zijn baan als redacteur bij een christelijk radiostation raakt hij kwijt. “Doordat er in de Somalische media veel over mij werd schreven, was mijn werkgever bang dat het radiostation in de problemen zou komen.” Vanwege alle moeite die Mahad ervaart, komt steeds vaker de vraag ‘waarom?’ naar boven. “Ik vroeg aan God: Wat is Uw plan? Heeft u me geroepen om door mijn eigen mensen vermoord te worden?” Hoewel Mahad geen antwoord krijgt op al zijn vragen, ervaart hij toch heel duidelijk Gods nabijheid. “Op een avond werd er een benzinebom over de muur van mijn huis gegooid. Die bom kwam precies in een regenton terecht, waardoor hij doofde en niet ontplofte. Door dit soort gebeurtenissen ben ik steeds meer Gods nabijheid gaan ervaren, door alle moeiten heen. Vervolging en Gods genade kunnen samen gaan.”
In 2013 trouwt Mahad opnieuw, met een Keniaanse vrouw. Samen krijgen ze een zoon. Over zijn vrouw en zoon maakt hij zich meer zorgen dan over zichzelf. ”Mijn vrouw vindt het erg moeilijk. Soms slaapwandelt ze en hoor ik haar zeggen: ‘Leef je nog?’ Als christen kunnen we op God vertrouwen, want daar ligt onze hoop. Maar het is erg moeilijk, want je weet niet wat er morgen gaat gebeuren.”
Richard Groenenboom is als journalist werkzaam bij SDOK (Stichting de Ondergrondse Kerk) Hij bezocht Kenia om onderzoek te doen naar de situatie van christenvervolging in Kenia. Voor meer info en verhalen: www.sdok.nl/garissa.