Eerst woonde ik samen met mijn vader bij mijn oma. Haar huis is het derde huis die ik me kan herinneren. De eerst twee zijn door de Fulani afgebrand, omdat we christen zijn. Daarbij hebben ze eerst alles gestolen: de geiten, ons huisraad, de gember die we laten groeien om mijn schoolgeld te betalen en zelfs mijn twee eenden.
Het was kerstavond 2022 toen de Fulani ons weer aanvielen. Mijn oma was er niet en mij vader lag ziek op bed. Het was nacht. We hoorden geluiden en toen geschreeuw. We wisten wat dat betekende: we moesten wegrennen! Mijn vader probeerde het, maar hij kon niet eens staan.
Julius speelt tafeltennis
Aanval
Ik hoorde ze inbreken. Mijn vader deed het raam boven zijn bed open en zei me uit het raam te klimmen en weg te rennen. Ik huilde: 'Nee, nee!' Hij sloeg me en beval me opnieuw te doen wat hij zei, terwijl hij me uit het raam probeerde te duwen. Een Fulaniherder beukte door de slaapkamerdeur. Er was niets wat ik kon doen, dus ik sprong uit het raam en rende naar het bos, verblind door tranen.
Ik bleef rennen tot ik geen geluid meer hoorde. Ik klom hoog in een boom, bang om alsnog gepakt te worden. Daar zat ik de hele nacht. In stilte huilde ik terwijl het rode licht van ons brandende dorp in de verte vervaagde en de stemmen verstilden. Het bos kwam langzaam tot leven, maar mijn vader was dood. Die Kerst was niemand vrolijk in ons dorp.
Julius bij het crisisopvanghuis
God heeft mij met een reden gered
Ik weet heel goed dat God mijn leven redde die kerstavond toen mijn vader stierf. Ik ben dankbaar! Ik ben verdrietig dat we mijn vader moesten verliezen, maar God heeft mij met een reden gered.
Ik leg mijn leven in Gods handen en bereid me voor op een betere toekomst door op alle mogelijke manieren te leren. Ik wil niet tegen andere mensen vechten. Ik wil geen boos persoon zijn, maar iemand die hoop brengt, zoals de mensen hier ons hoop geven."