Stromen van water vallen op de wegen. De stoffige rode aarde van de stad Jos, Nigeria, absorbeert het water. Hard klettert de regen op de golfplaatjes van de kleine winkeltjes langs de weg. We stappen de auto uit en rennen naar een van de winkeltjes toe. Onder het afdakje zitten vier mannen. We worden vrolijk en vriendelijk onthaald door een vrouw in een mooie gekleurde jurk. “Welcome, welcome!” zegt ze, terwijl ze ons een voor een omhelst.
Ik weet niet wat het is, maar de mensen hier in Afrika laten je thuis voelen. Of dat nu onder een afdakje van een klein winkeltje van vier bij vier is, of dat het in het ziekenhuis is waar we slachtoffers van vervolging hebben bezocht. Overal stralen de ogen ons warm en vriendelijk toe. De vrouw in de gekleurde jurk is de moeder van Israel, een 22-jarige jongeman, die door een bomaanslag op zijn kerk tijdens kerstavond een been verloor. Een van de vier mannen lacht zijn witte tanden bloot als hij hoort wat ons drijft om naar Nigeria te komen. “May God bless you!”
Daar komt Israel aan, zijn ogen lachen, zijn mond lacht. Hij begint te vertellen over de bomaanslag. Israel is de oudste van elf kinderen en dankzij SDOK heeft hij dit winkeltje gekregen zodat hij het gezin kan onderhouden. Na de bomaanslag heeft hij ook een prothese gekregen, waar hij God dankbaar voor is.
“Ik heb goed verstand gekregen en dat wil ik gebruiken.” Israel hoopt in de toekomst petrochemie te gaan studeren aan de universiteit. Het doorzettingsvermogen is hoorbaar in zijn woorden.
We geven de bemoedigingskaarten van Nederlandse christenen en hij ontvangt ze met glimmende ogen. “Thank you, thank you!” We bidden met en voor Israel, de armen om elkaars schouders. “In Jesus name we pray!” Een gezamenlijk ‘amen’ stijgt op, boven de golfplaten, boven de wolken die de regen laten stromen. Deze jongeman is een slachtoffer van het geweld van de moslimextremisten, maar hij laat het er niet bij zitten. Hij opent zijn handen en ontvangt stromen van zegen.