Voordat hij op pad gaat, verzamelt Morris zeep, kleding, schoenen en voedsel om uit te delen aan de gevangenen: militairen van het regeringsleger die in handen van de rebellen zijn gevallen. Het regeringsleger dat probeert hem en zijn dorp uit te roeien. In de voortslepende strijd tegen rebellen in het Nuba-gebergte bestookt de islamitische Sudanese overheid het gebied met bommen – met duizenden burgerslachtoffers als gevolg.
"Mijn zoon, ik doe dit omdat Jezus ons opdraagt onze vijanden lief te hebben."
Opdracht
De voorganger bezoekt de gevangenis regelmatig, ondanks kritiek van velen. Ook zijn eigen zoon begrijpt niet dat Morris dit doet. “Dat zijn de mensen die ons bombarderen en die ons volk uitroeien! Waarom brengt u hen eten? Waarom helpt u hen?” Het antwoord van Morris is eenvoudig: “Mijn zoon, ik doe dit omdat Jezus ons opdraagt onze vijanden lief te hebben. Zelfs als ze ons doden, moeten we hen liefhebben. Daarom ben ik bereid om hen te bezoeken.”
De bezoeken dragen vrucht. Harten veranderen door het Evangelie. Gevangenen vinden vrijheid – ondanks de tralies. “Het heeft echt impact, deze bezoeken”, zegt Morris. “De gevangenen vragen me: ‘Wilt u terugkomen en ons nog meer vertellen over deze dingen? We hebben hier nog nooit over gehoord!’”
Streng
Morris groeide zelf op als moslim. Als jongen ging hij naar een strenge islamitische school. Hij herinnert zich nog steeds de haat die daar de boventoon voerde en de harten van de mensen vulde. Zijn klasgenoten en hij werden gedwongen om lange passages uit de Koran op te zeggen. Als ze fouten maakten, werden ze geslagen.
Op een dag nodigden christelijke vrienden Morris uit voor een dienst in hun kerk. Nieuwsgierig ging hij mee. Morris werd geraakt door de boodschap van redding. Ook merkte hij dat deze christenen een vrede kenden die hij bij moslims nooit gezien had. Morris werd christen.
“Soms zie ik kinderen die omgekomen zijn door de aanvallen. Dan voel ik me erg bedroefd. Het laat me niet los."
Liefde
Terug op school hoorden de leraren van Morris’ bekering. Ze begonnen hem te pesten en te vernederen. Ook zijn vrienden begonnen een hekel aan Morris te krijgen. Hij was niet langer één van hen. Morris zag hoe moslims mensen van andere religies behandelden en hoe ze probeerden hen tot de islam te bekeren door hen geld te bieden of te bedreigen. Bij christenen zag hij iets heel anders: liefde, vrijheid en vrede. “De liefde die ik zag bij de christenen was ook mijn deel geworden en motiveerde me.”
Zijn vijanden liefhebben is niet gemakkelijk voor Morris, zeker niet wanneer hij geconfronteerd wordt met de gevolgen van hun geweld. “Soms zie ik kinderen die omgekomen zijn door de aanvallen. Kinderen die geen enkel aandeel hebben in deze oorlog en die zelfs geen idee hebben waar het over gaat. Dan voel ik me erg bedroefd. Het laat me niet los.”
Vasthouden
Morris leeft dichtbij God en probeert sterk te blijven staan in zijn geloof. Hij vertrouwt op God, Die hem helpt in de angst en de stress die zijn werk met zich meebrengen. “Iedere ochtend als ik opsta, neem ik tijd om te bidden en in het Woord te lezen, zodat ik kracht krijg voor de dag. Ik probeer Bijbelverzen te onthouden en ze te herhalen door de dag heen. Ik blijf me vasthouden aan Jezus, want zonder Hem kunnen we niets.”