Het wonderlijke verhaal van Farris (34) en zijn jongere broer Samir (26) begint bij hun vlucht uit Mosul, zo’n twee jaar geleden. De IS-strijders waren eerst vriendelijk naar hen omdat ze moslim waren. Langzaam veranderde dat. “Je moet er voor kiezen om mét hen te zijn, anders zullen ze een manier vinden om je pijn te doen of te doden”, vertelt Farris.
Vluchtelingenkamp
In Erbil aankomen krijgen de broers een plek toegewezen in een vluchtelingenkamp met (bijna) alleen moslims. Farris kan vrij snel als bouwvakker aan de slag. Zijn baas introduceert hem aan Abu, de enige christen uit het kamp. “Er was iets met deze man. Ik wist niet wat het was.” Farris, geïntrigeerd door Abu, wil graag meer over hem te weten komen. “Ik wil graag naast je zitten, maar je moet weten dat ik christen ben”, waarschuwt Abu hem vriendelijk. “Sommige mensen vinden het maar niets om naast een christen te zitten.” Farris’ nieuwsgierigheid wordt alleen maar groter, al lang wil hij meer weten over het christendom. Na het werken gaat Farris mee naar Abu’s tent om meer over Jezus te horen. Na een paar dagen besluit hij zijn leven aan Hem over te geven. Dat was het ‘makkelijke’ deel.
20.000 dollar
Niet lang daarna beginnen de moeilijkheden. Op een nacht wordt Farris beetgepakt door vier onbekenden. Ze sleuren hem naar een donkere hoek van het kamp en slaan hem bewusteloos. Hij houdt er gebroken ribben aan over, wekenlang kan hij niet lopen.
Als Farris is hersteld, krijgt hij een bouwklus. Terwijl hij thee drinkt met de opdrachtgever, wordt hij bevraagd op zijn geloof. “Ik heb gehoord dat je christen bent geworden. Vertel mij eens wat meer.” Farris vertelt vrijmoedig en deelt zelfs het Evangelie met zijn gesprekspartner. Plotseling grijpt de man Farris vast en begint hem te slaan. “Vervloek Jezus!”, schreeuwt hij. “Ik had hem makkelijk kunnen slaan”, zegt Farris, terugdenkend aan die gebeurtenis. “Maar toen dacht ik aan mijn Heere.”
“Het kan zijn dat iemand onze tent in brand steekt. Maar we slapen rustig, in vertrouwen op God.”
Niet lang daarna hoort Farris dat er een prijs op zijn hoofd is gezet. Een militieleider biedt zo’n $20.000 voor degene die Farris aan hem uitlevert. Sindsdien is de Irakees erg op zijn hoede, vooral als hij het kamp verlaat. “Ik weet dat het gevaarlijk is, het kan zijn dat ik gevolgd wordt.”
Rusten in vertrouwen
Thuis spreekt Farris veel met zijn jongere broer. Na een tijd komt ook Samir tot geloof in de Heere Jezus. Samen vertellen ze anderen over Jezus; ze merken dat Hij dicht bij hen is. Het afgelopen jaar hebben beide broers samen stand gehouden, ondanks de tegenstand. “Het kan zijn dat iemand onze tent in brand steekt. Maar we slapen rustig, in vertrouwen op God.”
De pijn van vervolging raakt de broers, maar het neemt hun geloof niet weg. “Hij is God”, zegt Farris, vechtend tegen zijn tranen. “Natuurlijk is Hij dit waard. Als ik slecht word behandeld of word vervolgd, dan heb ik geen medelijden met mijzelf. Ik heb medelijden met iedereen die Jezus niet kent.”
Ook zijn de broers vol vergeving. “Dat is wat mij zo aantrok aan Jezus – het houden van je vijanden, hen vergeven en voor hen bidden”, deelt Samir.