De Tsjechische hulpverlener Petr Jasek zat veertien maanden gevangen in Sudan. Hij vertelt over een van de lessen die hij leerde in de gevangenis.
Na zijn arrestatie belandt Petr in een volle cel. Als hem als nieuwkomer gevraagd wordt naar het actuele nieuws, vertelt hij over de recente aanslagen in Parijs, waarbij 129 mensen zijn omgekomen. Zijn celgenoten barsten uit in luid gejuich en ze schreeuwen minutenlang ‘Allahu-akbar!’ Petr is als christen terechtgekomen in een cel vol IS-sympathisanten.
Ik kon niet meer bidden
“Ik zat in een kleine ruimte, tussen mensen die vijf keer per dag hardop bidden. Ieder moment waren er wel twee, drie of vier mensen die hardop uit de Koran lazen. Dat doen ze luid, een soort zingen. Al deze geluiden, het gebrek aan ruimte en frisse lucht – het was erg deprimerend. Op een gegeven moment lukte het me ook niet meer om een gebed te formuleren in mijn gedachten. Toen herinnerde de Heilige Geest me aan de tekst in Openbaringen 4:8:
En de vier dieren hadden elk voor zich zes vleugels rondom, en vanbinnen waren die vol ogen. Ze hadden geen rust en zeiden dag en nacht: Heilig, heilig, heilig is de Heere God, de Almachtige, Die was, Die is, en Die komt!
Ik dacht: Ik zal doen wat deze vier dieren doen in de hemel. Ik begon deze tekst te herhalen. Ik verheerlijkte God de Vader, God de Zoon, God de Heilige Geest. Dit alles deed ik in mijn gedachten. Ik kon niets hardop zeggen.”
Martelingen
Wanneer Petr op deze manier God begint te aanbidden, slaat de houding van Petrs celgenoten om van onvriendelijk naar ronduit agressief. Petr zelf ziet dit als een uiting van de geestelijke strijd.
“Ze begonnen me te martelen. Ze lieten me bijvoorbeeld urenlang met gekruiste benen op de grond zitten, of lang staan. Ze sloegen me in mijn gezicht, vaak met hun vuisten. Ze noemden me ‘smerig varken’ of ‘vuile rat’. Dan riepen ze bijvoorbeeld ‘Smerig varken, kom hier!’ In eerste instantie besloot ik hier niet op te reageren. Maar toen begonnen ze me te slaan met een houten bezemsteel. Als ik niet direct reageerde op een van de scheldnamen, sloegen ze me op mijn hoofd, schouders, vingers of in mijn maag.
Diepe vrede
In die tijd dacht ik veel aan de Heere Jezus. Waar hij doorheen is gegaan nadat hij gearresteerd was. Hij werd ook geslagen, belachelijk gemaakt. Ik kon de Heere Jezus voor me zien, hoe hij voor ons leed. En toen ervoer ik – heel wonderlijk – een diepe vrede, de grootste vrede van mijn hele gevangenschap!”